Veel video en audio wordt digitaal aangeboden via bijvoorbeeld DVD, Blu-ray disc of via streaming diensten over internet. Een digitaal signaal heeft enkele belangrijke voordelen boven een analoog signaal. Het is veel minder gevoelig voor invloeden van buitenaf en heeft weinig last van signaalverzwakking in bekabeling. Als het signaalniveau boven een bepaalde drempel blijft, wordt het digitaal video- of audiosignaal door het ontvangende apparaat feilloos gedecodeerd. Voor het overbrengen van digitale videosignalen met bijbehorende audio is HDMI de bekendste aansluitnorm. Voor het overbrengen van digitale audiosignalen is S/PDIF [Philips Sony Digital Interface] de meest gebruikte aansluitnorm in de consumentenaudiowereld. Deze kan gebruikt worden voor het versturen van een uncompressed stereo audiosignaal of voor het versturen van compressed 5.1/7.1 surround sound. Hiermee is S/PDIF geschikt voor het overdragen van een hoogwaardig digitaal stereosignaal van cd en dvd, maar ook geschikt voor het overdragen van het surround sound geluidssignaal van een film naar een homecinemaset. Dit heeft ervoor gezorgd dat het een breed geaccepteerde en veel gebruikte digitale audio-aansluiting is geworden.
S/PDIF ondersteunt twee soorten aansluitingen: de elektrische aansluiting en de optische aansluiting. Een voordeel van de elektrische aansluiting is dat deze de kosten van apparatuur laag houdt. Het digitale signaal is in een apparaat al voorhanden en hoeft alleen maar gebufferd te worden voordat het naar buiten gevoerd wordt. De elektrische S/PDIF aansluiting maakt gebruik van de in de audiowereld veel gebruikte tulpaansluiting. Bij het gebruik van de elektrische aansluiting is het belangrijk om te weten dat een standaard audiotulpkabel niet toereikend is voor de signaaloverdracht. Bij een normaal audiosignaal loopt het frequentiebereik van het signaal van circa 20 Hz [Hertz] tot circa 20 KHz [kilohertz]. Een dergelijk signaal kan via een goed afgeschermd snoer verstuurd worden zonder dat er hoorbare degradatie van het signaal optreedt. Het digitaal S/PDIF audiosignaal heeft een bitrate van enkele megabits per seconde [Mb/s]. Voor het transport van dit signaal is een veel grotere bandbreedte noodzakelijk dan een analoog audiosignaal.
Omdat een gedigitaliseerd audiosignaal een bitrate van enkele Mb/s heeft, is er bekabeling nodig met voldoende bandbreedte zodat het digitale signaal zonder veel vervorming bij de ontvanger aankomt. In theorie moet de bandbreedte van de bekabeling in Hz minimaal tweemaal de bitrate per seconde zijn. In de praktijk wordt hiervoor minimaal driemaal aangehouden, maar hoe hoger de bandbreedte van de bekabeling hoe makkelijker het digitale signaal door de ontvanger te herkennen is. Een standaard audiokabel heeft onvoldoende bandbreedte en daarom wordt er voor S/PDIF een coaxiaal snoer gebruikt. Standaard commerciële coaxkabel heeft een bandbreedte van een paar honderd megahertz en is daarmee een prima transportmedium voor een elektrisch signaal. Digitale signalen met een frequentie van een aantal megahertz gedragen zich als hoogfrequente signalen, waarbij er een vaste verhouding tussen de spanning en stroom ontstaan. De verhouding wordt impedantie genoemd en hangt af van de constructie van de bekabeling. Voor het transport van een elektrisch S/PDIF signaal wordt coaxkabel met een impedantie van 75 Ohm gebruikt. Als aansluiting is de in de audiowereld welbekende tulpstekker gekozen.
Bij het bestellen van een digitaal coaxiale kabel is het belangrijk om te weten dat u een echte coaxiaalkabel bestelt en geen afgeschermde analoge audiokabel. Een digitaal coaxiale kabel is te herkennen aan de kabeldikte. Deze is ongeveer twee keer zo dik als een standaard tulp audiokabel. Omdat het digitale audiosignaal beide stereokanalen of bij surround sound alle surroundkanalen bevat, heeft u voor het aansluiten van een digitale audiosignaal ook maar één digitaal coaxiale kabel nodig. Dit in tegenstelling tot het standaard stereosignaal waarbij beide kanalen een eigen aansluiting hebben. Om ervoor te zorgen dat het digitale signaal netjes in de bekabeling opgesloten blijft zodat het geen interferentie in andere kabels of apparatuur veroorzaakt, wordt er bij een digitaal coaxiale kabel vaak voor gekozen om een snoer met dubbele afscherming te gebruiken. Hierbij bestaat de eerste afscherming vaak uit aluminiumfolie en de tweede afscherming uit een gevlochten koperscherm. Voor de kwaliteit van de signaaloverdracht is het belangrijk dat u de kabel niet zelf doorknipt, inkort of verlengt. Meet daarom eerst op welke lengte u nodig heeft en bestel daarna een kabel van een passende lengte.